Broekmeulen eeuwenlang
In 1776 geeft de laatste vorstin-abdis van Thorn, maria Cunegonda van Saksen, opdracht aan de architect Soiron de abdijgebouwen grondig te vernieuwen. In het begin verloopt dit voorspoedig maar begin 1778 blijken de kosten voor het onduidelijk omschreven meerwerk behoorlijk uit de hand te zijn gelopen. De abdij weigert dit volledig te betalen en er volgt een langdurig slepend conflict waarbij beide partijen dure advocaten inschakelden. Jan Reiner trad hierbij op als secretaris en stuurde regelmatig brieven naar alle partijen. Op 2 maart 1780 beveelt hij in een brief een aantal advocaten aan. Deze brief in het Frans begint als volgt:
"De ogenblikken die ik zou kunnen besteden aan het dienen van Hare Koninklijke Hoogheid zullen zeker de meest kostbare zijn van mijn leven. Ik smeek u haar hiervan te verzekeren en me aan haar voeten te mogen werpen."
Na een bedankje van het hof schreef Jan Renier het volgende terug:
"Niets kan mij meer in verrukking brengen dan uit de laatste brief van Uwe Excellentie te vernemen dat Hare Koninklijke Hoogheid zich verwaardigt tevreden te zijn met mijn ijver om haar van dienst te zijn en mijn zienswijze ten aanzien van de vordering van de architect Soiron. Ik smeek Uwe Excellentie mij de gunst te verlenen mij te werpen aan de voeten van Hare Koninklijke Hoogheid en haar ervan te overtuigen, dat in alle mogelijke aangelegenheden ik voor niets anders aandacht zal hebben dan haar tot nut te zijn en haar te vergewissen van de meest diepgaande en meest oprecht gemeende nederigheid mijnerzijds."